Terug naaar Tijdmachine

1650

Schoenen en leder

Als we in een overzicht uit 1871 lezen dat er in de stad 165 schoenmakers zijn, dan moeten we daarbij niet denken aan ambachtslieden die schoenen repareren, maar voor het overgrote deel aan werknemers in schoenfabriekjes. Het ontstaan van de schoen- en lederindustrie in Tilburg hangt nauw samen met de textielindustrie. De grondstof voor textiel is immers de wol van het schaap, en het is logisch dat de vele schapen die die wol leverden niet zomaar werden afgedankt als ze stierven. Hun huid kon dan dienen om gelooid te worden: schapenleer, dat zeer zacht is. Dat looien gebeurde in Tilburg al rond 1650, en daardoor is een reeds lang uitgestorven beroep bekend: de vellenbloter, die met de hand de huid van het schaap ontdeed van het laatste haar en stoppels. Daarna kon de huid bewerkt worden in de looierij. Het ligt voor de hand dat bij de looierijen ook bedrijven ontstonden die het leer gingen verwerken tot bijvoorbeeld schoenen. Zo ontstond de Tilburgse schoenindustrie. Tot in de tweede helft van de twintigste eeuw vonden veel mensen werk in deze bedrijfstak. Jan van Arendonk vervaardigde op Korvel al vóór 1800 schoenen, en zijn bedrijf groeide in de vorige eeuw uit tot de grootste schoenfabriek van Nederland. Maar ook de relatie met de Tilburgse textiel is altijd belangrijk gebleven. In het tijdperk van stoommachines was er bijvoorbeeld grote behoefte aan de lederen drijfriemen die de machines in beweging brachten.