Terug naaar Tijdmachine

1891

Industrialisatie – Vakbonden

Door de industriële revolutie en de opkomst van steeds grotere fabrieken, ontstond ook in Tilburg een steeds grotere arbeidersklasse die totaal afhankelijk was van ‘de baas’. Met de rechten van deze arbeiders was het slecht gesteld: zes dagen per week werken, werkdagen van 10 uur waren gewoon, geen sociale voorzieningen bij ziekte of overlijden, nauwelijks vakantiedagen… Van de andere kant beseften de arbeiders dat ze meer macht zouden krijgen als zij zich verenigden. In katholiek Zuid-Nederland kwamen zulke vakbonden later tot stand dan in het protestantse noorden. Zelfs nadat paus Leo XIII op 15 mei 1891 had bepaald dat ook katholieke werklieden zich moesten verenigen duurde het nog een aantal jaren voordat dit in Tilburg ook werkelijk gebeurde. De eerste afdeling van een vakbond in Tilburg werd in 1891 opgericht door de werklieden van de spoorwegen. Zij waren voor het overgrote deel niet-katholiek en niet in Tilburg geboren. In de stad werden ze daarom meestal ‘buitenstaanders’ genoemd. Dit was voor de katholiek Jozef Platte, die ook op de werkplaats werkte, aanleiding om vier jaar later de katholieke arbeiders van ‘d’n Atelier’ (de spoorwegwerkplaats) te verenigen. Binnen een jaar werd zijn voorbeeld gevolgd door de oprichting van bonden voor schilders, timmerlieden en metselaars, en de eerste bond voor wevers, Sint Severus genaamd. In 1896 verenigden deze bonden zich tot de R.K. Tilburgsche Gildenbond.